Op bezoek bij Breitner 2
Natuurlijk kijk ik weer even naar de gezichten, dingen waar Breitner zo gemakzuchtig mee omgaat. Drie jonge vrouwen – meiden – lopen over een onmiskenbaar Amsterdamse brug. De gezichten, maar veel langer kijk ik naar de vooruitgeblazen lijven.
Breitner is een hoekige, slordige schilder, kun je zeggen. Hij heeft geen mooie hand. Alsof er behalve olie ook klei, gips en zand in zijn verf terecht is gekomen. En dan morst hij ook nog eens. Dat zal wel vaker gebeurd dan zijn doeken nu nog laten zien en vaak genoeg ook zal hij een verkeerd terecht gekomen klodder verf hebben weggehaald. Maar over zo’n onbedoelde vlek zal hij meer dan eens alleen zijn schouders hebben opgehaald. Ik verdenk hem ervan dat hij er ook wel tevreden mee is geweest, met verf die op een plek terecht kwam waar hij die niet bedoelde. Omdat die vlek, die streep bijdroeg aan de beweging die hij op het doek wilde zetten. Of om te laten zien – maar zoiets vind je niet op dit schilderij – hoe kleur, hoe getemperd licht zo vol kan zijn dat die begint te druppelen. De omgekeerde illusie, waarin verf niet de verbeelding is, maar de verbeelding verf.
Ik had het over hoekigheid. Die zorgde ervoor dat er Breitner veel aan gelegen was om zijn techniek te verbeteren en zijn materiaal uit en te na te leren kennen. Hij begon met schetsjes van paarden, toen hij een jaar of vijftien was. Hij tekende tekeningen en schilderijen na. Zocht paarden op om ze zelf te leren tekenen, liet zich corrigeren door een echte paardenkenner. Paarden in rust, maar wie paard zegt, zegt meestal ook beweging. En zo kreeg hij de anatomie van paarden volledig in zijn vingers. De hoekigheid bleef, maar het werd het handschrift van iemand die er ieder paard mee kon tekenen.
Met menselijke figuren had hij meer moeite, ook toen hij al een schilder van naam was. Daarom ging hij opnieuw naar de kunstacademie om zich daar intensief met modeltekenen bezig te houden. De paarden werden vrouwen, zie je op zijn schilderijen. Het verklaart ook zijn aandacht voor naakt en voor de vreemde houdingen die hij zijn modellen wel liet aannemen.
Resultaat: de anatomie van de mensen leverde geen problemen meer op. Maar de hoekigheid bleef, en die slordigheid die het onmogelijk maakt om je volledig over te geven aan de illusie van het beeld.
De paarden op het strand die Breitner schilderde op het levensgrote Panorama Mesdag, lijken echt. Hun ruiters ook. Ze behoren tot de sterkste delen van dit 360 gradenschilderij.
Bij de werken die Breitner later maakte wordt de verf zelf steeds belangrijker. De vertaling van verf in vorm en beweging en licht, donker en glans.
Intussen is Gerard naast me komen staan. Buiten is het dertig graden, binnen houdt de airconditioning de warmte en vochtigheid onder controle, maar voor het schilderij voelt het anders. In ieder geval voor Gerard, want hij zegt dat hij kletsnat wordt van de regen en ook is hij bang dat hij van de brug geblazen wordt. Alsof we op de brug terechtgekomen zijn en de drie jonge vrouwen langs zien komen. Twee kijken er ons aan terwijl ze voorbijlopen.
Die opmerking van Gerard had ik kunnen maken, want ik ben de verhalenman. Gerard is de schilder. Nu is het omgekeerd, zo lijkt het wel: ik bedenk juist dat het schilderij voor me bezig is te ontstaan. Misschien is het net af, maar de verf is nog nat, nat als regen. Dat is waarschijnlijk waarom ik zo van de schilderijen van Breitner houd. Wat voor dit schilderij gebeurt overkomt me steeds: ze worden gemaakt waar je bij staat. Misschien zijn ze net af. Je hebt het zachte geluid van een kwast die over het doek getrokken wordt nog in je oren. Terwijl de regen valt.
*Een fotoserie van enkele
werken op de tentoonstelling: https://lenborgdorff.nl/Breitner/album/index.html