20 maart 2025

Het verhoogde kinderstoeltje waarin mijn schoonmoeder ooit zat, werd later zo gedemonteerd en verzaagd dat het als laag kinderstoeltje nog enkele generaties meeging, Uiteindelijk hebben niet alleen zij (mijn schoonmoeder was enig kind), maar ook haar kinderen, haar kleinkinderen en zelfs haar achterkleinkinderen er in hebben gezeten. De uiteinden van beide armleuningen lopen uit in een ronding met daarin een gat. Die waren ooit bedoeld om er de pinnen van een blad in te steken. Mijn schoonouders waren altijd erg tevreden met deze aanpassing. Mente dacht er anders over, hoewel zij er op een foto als kleuter toch heel tevreden bijzit. Dat gold ook voor onze kleinkinderen: die konden met enig welgevallen in het stoeltje zitten. Het was echt een zitmoment, dat stoeltje. Vast onderdeel van het rituele zitten was dat je als peutertje simultaan je wijsvingers in de gaten stak. Die waren groot genoeg om de vingertje helemaal in te laten verdwijnen. Ik keek graag naar dat zitten van die kleintjes, maar ook met een beetje angst. Een onverhoedse beweging, door schrik bijvoorbeeld, en zo’n hummeltje zou zomaar een vingertje kunnen breken. Gelukkig is dat nooit gebeurd, maar zeg nooit nooit.
Aan het begin van de middag heeft Mente het stoeltje aan de straat gezet, voorzien van een briefje dat vertelt dat je het gewoon kunt meenemen. Dat geldt ook voor het knobbelstoeltje, een bobbin. Een stoeltje van rond 1920. Het was het stoeltje van de hond van mijn schoonouders, toen die nog in Den Haag woonden, maar ook in Bilthoven heeft de hond er nog graag in gezeten om naar buiten te kijken. Ik ken het stoeltje dan ook
niet anders dan het ‘stoeltje van Guus’, waarbij ik wel graag wil aantekenen dat Guus en ik ongeveer tegelijk kennis maakten met de familie die mijn schoonfamilie zou worden.
De laatste levensjaren van mijn schoonmoeder gingen gepaard met een wolk die steeds meer heden en verleden bij haar verduisterde. Het stoeltje bleef. In Den Haag, in Bilthoven, in Den Dolder, in Leidsche Rijn en ten slotte het verpleegtehuis in Utrecht. Ook daar keek mijn schoonmoeder met welgevallen naar het stoeltje, al was het niet meer het stoeltje van Guus, maar het stoeltje dat haar vader rond 1920 had gekocht voor zijn kamer toen hij in Groningen ging studeren. Een knobbelstoeltje met armleuningen maar geen rugleuning. Je hebt ze met beide en ik herinner me vooral varianten met een enkele arm- en een rugleuning. Dat waren ook de prettigste. Waarom de student die Mentes opa ooit was voor dit model koos, is mij een raadsel, in ieder was de hond Guus daar zeer content mee.
Toen er geen schoonmoeder meer was heeft de knobbelstoel nog een paar jaar bij ons beneden gestaan, maar hij staat alweer een tijdje op zolder overbodig te wezen. Een kleine app-ronde heeft geen belangstelling opgeleverd. Daarom staat het nu ook aan de straat.
Toen ik een stukje ging fietsen stonden ze naast elkaar op de stoep op deze zonnige dag in maart. Bij terugkomst was het kinderstoeltje weg. Ik besloot bij wijze van vaarwel dit stukje te schrijven, zette de computer aan en liep naar beneden voor een foto van het eenzame knobbelstoeltje. Buiten zag ik dat het kinderstoeltje twintig meter verderop stond. Even had iemand gedacht dat dit wel iets voor hem of haar was. Maar nee. We leven ondertussen 550 woorden verder. Het is nu bijna half zes: de stoeltjes met hun lange geschiedenis staan er nog.
Een half uur na dit stukje waren het kinderstoeltje en het kussen van de knobbelstoel verdwenen. Rond twee uur de dag ernaar werd ook de knobbelstoel meegenomen.